Zelfs skeletten bekvechten om een bokking - Ada Ostyn

                                      James Ensor, Public Domain, Via Wikipedia Commons

Lier, stad van de schapenkoppen. Maar ook een beetje van de vissenkoppen. 

Sinds jaar en dag staan broers Benny en Björn Botermans er met hun befaamde viskraam op de zaterdagse markt. Ze hebben er hun vaste plaats aan de overkant van de juwelier, naast een pantoffelkraam en de wonderolieman. Uit hun radiootje speelt “Knowing me, knowing you”. Het is de muziek van ABBA die de plak zwaait bij de familie Botermans. 

 

De tweelingbroers hebben hun leven te danken aan de Zweedse popgroep. Ergens in de jaren ‘70 klom hun moeder op een wankel podium in een Oostendse karaokebar om “Waterloo” te scanderen. Vader Botermans, die genoot van een kort moment van ontspanning na een lange dag vissen, werd op slag verliefd op de bakvis en haar valse noten. Hij voorspelde dat ze zich als een vis in het water zou voelen in het kraam waar hij zijn koopwaren verkocht aan de Kempen. 

Het mocht niet baten. Hun huwelijk strandde na enkele jaren. Vader Botermans bleef achter met liefdesverdriet en twee kloeke jongens. Er was geen zee van tijd voor droge bokking. De zaak moest blijven draaien. 

Zoals de traditie het vroeg, namen de broers zijn kraam over, met hun lijfliederen op de achtergrond en de alom bekende slogan “Boter bij de vis!” 

 

Vandaag lijkt een dag zoals alle andere in het viskraam. De paling in het groen vliegt de deur uit. De krabsalade doet het minder goed. Een verse kibbelinggeur lokt de dames weg van wonderolie en doet de heren toch maar kiezen voor een stukje zeewolfmoot in plaats van een Piaget polshorloge. De broers en een jobstudente hebben hun handen meer dan vol. De toonbank is nagenoeg leeg wanneer de middag aanvangt. Ook van hun specialiteit spekbokking, een koud gerookte haringfilet, blijft slechts een luttel exemplaar over. 

 

Jean, een verwoede verkoper van kleinoden, komt steevast rond deze tijd langs voor een stukje verse vis. Meestal is dat zonnevisfilet of Mooie Meid, besteld met een voorzichtige knipoog naar de jobstudente die de afwas doet. Een enkele keer een gefileerde dorade of schelvismoot. 

Maar vandaag is het een speciale dag voor Jean. Hij tikte eerder deze week een majestueus skelet op de kop en plaatste het tussen zijn vele snuisterijen. Met wat geluk maakt hij deze namiddag een flinke winst om die ‘s avonds te kunnen verspelen in casino de Dokkende Gokker. 

Jean gelooft in de kracht van het universum, dus wil hij op voorhand iets luxueus kopen om zijn winst te vieren. Zijn oog valt op de goudkleurige vis, een juweeltje naast de krabsalade. Om te pronken met zijn meesterstuk, laat hij zijn gevilde, van ingewanden en vlees ontdane kompaan de laatste bokking bestellen en zwaait hij er schalks mee naar de broers.

Alsof het universum er zich in wil mengen, krijgt hij een duwtje van een jonge kerel met een Hollands accent en een skelet die een tweelingbroer kon zijn van Jeans aanwinst. “Niet voor gaan steken, mijnheer, ik heb het juiste nummertje.” 

Benny knikt. “Ieder op zijn beurt inderdaad. Je hebt geen nummertje getrokken, Jean.” 

Jean zwijgt. Hij kijkt beteuterd naar de grond, samen met zijn skelet. 

De jongeman legt de arm van zijn beenderige vriend op zijn schouder. Hij kijkt afwisselend met een hongerige blik naar Jean en de vis. “Voor ons graag een stevige portie bokking, die ziet er echt lekker taai uit.” 

Jean trekt bleek weg. Hij klemt zijn kaken stijf op elkaar. 

De Hollander geeft hem opnieuw een por en grijnst.  “Ach, daar kan je wel lekker tegen, hoor, taaie kerel. Mijn vriend heeft veel nood aan vitamientjes. Die moet nog de hele dag anatomie studeren met mij.” 

Jean heeft helaas een kort lontje. “Jij hengelt naar een pak rammel, he?” Een vuist belandt tegen de snijtanden van het Hollandse oefenmateriaal. “Hij moet het doen met een gat in zijn glimlach!”  

De jongeman beantwoordt de aanval met een tegenoffensief. “Ik zal jou eens een lekker lesje leren, voddenman!” 

Twee skeletten bekvechten op de markt. Het weinige volk dat zich nog niet naar het thuisfront of een taverne heeft begeven voor warm middagmaal, vormt een baken van ramptoerisme en supportert hevig voor een uitverkoren skelet. 

Jeans skelet delft het onderspit. Een rake trap tegen zijn dijbeen stoot het duo tegen de straatstenen. Jean kermt. “Oe ie oe ah ah!” 

De jongeman grijpt de bokking en zet het op een lopen. 

Het team van verliezers blijft achter met een dubbele beenbreuk. De menigte druipt af. Ergens in de verte weerklinkt: “Oranje boven! Oranje boven!”

 

Het wordt voor Jean een dag zonder winst, zonder bokking, zonder casino. Hij krijgt een potje krabsalade van het huis mee als troostprijs, maar blijft kermen lang nadat men de gebroken benen van beide heren in het gips heeft gelegd. 

 

De gebroeders Botermans maken er een reclamestunt van met hun gloednieuwe slogan: “Zelfs skeletten bekvechten om een bokking!” Iets dat nooit eerder gebeurde. Behalve in een kunstwerk van James Ensor. 

Het universum haalt vreemde toeren uit. 

 

 

Reacties