James Ensor, Public domain, via Wikimedia Commons
In zijn hoofd
spoken priemgetallen. Geprojecteerd op het canvas van zijn brein
verschijnen ze elke nacht opnieuw kristalhelder. Steeds maar bezig met het
uiteindelijke doel, het mysterie ontsluieren waar niemand uit geraakt. Hij
staart naar het plafond boven zijn bed. Het vage licht van de maan valt in
loodwitte strepen op de bedsprei. Even later zit hij weer aan de schrijftafel
in het grote salon.
Voor de
ontelbaarste keer, buigt hij zich over de reeks getallen waarin hij een
duistere formule probeert te ontdekken. De bureaulamp werpt een chroomgele
cilinder van licht op de tafel. Hij waant zich een zonnegod die het mysterie
van het leven kan ontcijferen. Het is sterker dan hemzelf.
Gebiologeerd
door zijn notitieschrift voelt hij de spieren in zijn lijf verkrampen, dat
vervloekte lijf dat nooit helemaal herstelde van pleuritis. Was hij maar alleen
geest, dan hoefde hij zich niet om dat lijf te bekommeren. Hij weet dat dat
niet klopt, is te veel gehecht aan zijn zintuigen. De liefde voor dans en
muziek en de passie voor kunst zou hij nooit loslaten. Maar het allerhoogste is
toch de wiskunde. In de ogen van de wereld is en blijft hij het wiskundewonder,
Henry Crapo.
Uren zit hij
daar nu al, wanneer zijn blik uiteindelijk begint rond te dwalen. Hij
staart naar een tafereel aan de wand. Porcellino, een veel te groot beeld van
een wild zwijn, kijkt bewegingloos mee breed gezeten met de achterpoten op de
grond. Zijn voorpoten duwen het imposante Florentijnse lijf naar boven.
Dat ding is veel
te groot voor dit salon. Ik zou het best aan de universiteit schenken. Het zou
mooi staan in de voortuin van de wiskundefaculteit.
Hij wil zich
opnieuw focussen op zijn werk maar het schilderij dringt zijn hoofd binnen en
plots hoort hij iemand zingen.
‘Fijne
vleeswaren, mals en fijn. Elle est belle, la saucisse, et la femelle ; la
couleur cuisse de nymphe émue."
Harlekijn zingt
zoetgevooisd een mooi refrein.
De rozen hebben
ook een nymfenkleur. Of zijn het roze tronies en gapen ze met hun geile blik
naar de naakte halfgodinnen in een wereld van pastel? Geen kobalt maar
pastelblauw en lila kleuren zijn gemoed. Hij laat zich wegglijden in dit
universum van magisch coloriet.
‘Henry, kijk
eens om je heen. Wend je blik van het heilige boek. Dit is het leven, blijf
hier en geniet.’
Het is niet
langer Sint-Antonius in het blauwgroene gewaad. Plots ziet hij zichzelf daar
zitten. Harlekijn biedt hem worsten aan. Een verleidelijke nimf blaast haar
zoete adem in zijn gezicht. Achter haar vlucht Porcellino weg.
*
De maan maakt
plaats voor de eerste zonnestralen. Hij ligt snurkend met zijn hoofd op de
tafel.
Als hij plots
wakker schiet, kijkt hij met troebele ogen naar de Ensor tegenover zich.
Misschien doe ik
hem ook maar weg. Riemann’s hypothese wacht niet.
Reacties
Een reactie posten