James Ensor, Public domain, via Wikimedia Commons
De woorden klaterden over de rug van de sidderende jongen. Opkijken was een daad van moed, en hoewel de angst loodzwaar op hem drukte, keek hij toch aarzelend omhoog. Het gezicht dat boven hem uit torende was rood van woede. De ogen bliksemden, achter hem hing een zielig kruisbeeld dat deemoedig en devoot het gesprek leek te aanschouwen.
“Maar meneer,” stotterde hij, “ik heb u helemaal niet willen uitlachen. Dat dansende skelet is mijn interpretatie van de dood.”
“Met de dood wordt niet gelachen!” brieste de Beul. Er kwam nog net geen stoom uit zijn oren. “Christus’ smart verdient respect, geen frivoliteit!”
Het werd ijzig stil in het klaslokaal. Niemand durfde bewegen, zelfs ademen gebeurde zo geluidloos mogelijk. Tweeëntwintig standbeelden van jongens, bevroren in hun lessenaars. De geur van terpentijn en een vage toets van zweet dwarrelden doorheen het donkere klaslokaal. Het zonlicht, dat een minuut geleden nog vrolijk door de ramen priemde, was nu verdwenen en wolken namen het licht weg. Als je goed luisterde, hoorde je in de verte de vissers lachen en joelen.
“Mijn papa vond het mooi,” fluisterde de jongen, “hij speelde het voor mij. De danse macabre, van Camille Saint Saëns? Dansende doden op een kerkhof?”
“Wat zegt jij daar?” Het gezicht van de Beul stond ontploffensklaar. “Durf je mij tegenspreken, jij miezerig onderkruipsel? Sta recht! Nu meteen, zeg ik je!”
De stoel schuifelde schurend naar achter. De kortgebroekte jongen, zijn geruite bruine debardeur nat van angst en beven, luisterde gedwee. Wat hem te wachten stond, wist hij niet, maar de gevreesde meester kennende, beloofde het niet veel goeds.
Plots werd de stilte verbroken door een piepend geluid. Razendsnel keerde de Beul zich om.
“Wie was dat!”
Zijn spiedende ogen schoten over de breekbare jongens. Niemand keek op, allemaal waren ze verzonken in hun eigen wereld, alsof ze hoopten op die manier de werkelijkheid te ontvluchten. Nog voor hij zijn volgende woordensalvo kon afvuren, liep er een trippelende muis vlak voor zijn voeten.
Het geluid dat de Beul produceerde, klonk hoog en luid. Van het schrikken verschoof zijn zorgvuldig opgezette haarstukje. Hij zag er potsierlijk uit, en de bevroren jongens leken plots ontwaakt uit hun stille slaap. Er klonk besmuikt gegniffel, zelfs de snoodaard die het gewaagd had hem tegen te spreken kon zijn lach niet inhouden en keek beschaamd opzij.
“Stop! Meteen!”
De Beul stoof naar voren om zijn meetlat te halen, daarbij in de haast verfpotjes opzij stotend. Verfborstels vlogen in het rond. Hier zouden ze spijt van krijgen…
“Cut!”
“Oké jongens, veel beter al. Maar ik wil nog meer spanning. De angst moet voelbaar zijn voor de kijker. Ik wil nog meer inleving, nog meer dreiging. Het moet er inhakken, begrijp je? James, goede poging, maar je kan beter. Ik wil je figuurlijk zien kruipen en sluipen. Vijf minuutjes pauze, en dan hernemen we.”
Zuchtend wierpen de acteurs hun gespannen spieren los. Geroezemoes vulde het klaslokaal, de maskers mochten even af. Vijf takes al, hoeveel nog voor hij tevreden zou zijn?
Reacties
Een reactie posten